Schuld of ...

Mooi opgeborgen, dacht ik eerst.
De zon gaat onder, rood als de kleur die ik vanmiddag voelde opstijgen naar mijn wangen, toen ik me bewust werd dat het nooit zijn bedoeling geweest kan zijn om zich op te dringen. Toen het te laat was..

Mijn dag was begonnen met de gebruikelijke rituelen, bad, ontbijt, tandenpoetsen. En met een vaag verlangen, dat je zo af en toe bevangt op een onverwacht zachte lentemorgen. Ik ging vrolijk en zorgeloos naar buiten, niet op mijn hoede.
- Goeiemorgen- zei hij, op een manier waar je, ondanks jezelf, blij van werd. Of jij de enige was die er toe deed, of je mooier, belangrijker was dan in je spiegelbeeld. -Zullen we vandaag eens samen je wandeling maken?- Omdat ik daar niet op gerekend had en ook liever alleen wandel, hakkelde ik wat. -Ik dacht dat je dat wel leuk zou vinden-, zei hij aanmoedigend,- je bent altijd alleen-.
-Goed- zei ik, een laf onheilspellend onoprecht antwoord.
We hebben gewandeld, hij begon over de verscheidene manieren om met werkelijkheid om te gaan. Werkelijkheid ? Ik luisterde en werd onrustig. Er was me iets teveel over werkelijkheid en over leven verteld. Er in getimmerd, eigenlijk. Zou hij iets vermoeden?
Ik heb echt geprobeerd om het gesprek met hem naar veiliger onderwerpen te leiden, naar de ontluikende lente als bewijs van herhaling, opkomst en verval en dergelijk. Hij luisterde niet, nee zijn betoog werd indringender, de woorden kwamen op me af als mokerslagen. Mijn, mij zelf opgelegde, kalmte die de onrust in me vaak in bedwang hield, begon te wankelen.
-Zullen we hier langs gaan ?-, probeerde ik.
-Ik zou niet weten waarom, we maken je gewone wandeling, ja ik weet heus wel waar je altijd heengaat, ik ben je zo nu en dan gevolgd -.

Was er opeens gebrom in de lucht? V2´s, straaljagers?
Mijn rechterbeen haperde, een teken dat ik op moest passen. Gewoon doen, niets laten merken, zei ik tegen mezelf. Tenslotte deed ik dat nu al jaren. Waarom was nu uitgerekend hij naast me komen wonen, het huis had jaren leeg gestaan en zou niet gauw verkocht worden, zei de makelaar. Hij, zo aantrekkelijk positief en opgewekt. Aardig bij het irritante af.

Waar was de omslag geweest? Wanneer was ik me bewust geworden dat wat voor de één zus is, dat voor een ander het tegenovergestelde kan zijn. Ieder zijn eigen werkelijkheid. Als gevormde denkbeelden eenmaal in je kop zitten, en ze zitten daar verkeerd, nou dan heb je de poppen aan het dansen. Bij mij tenminste. Ik ben altijd gevoelig voor een aardig woord, een glimlach. Maar de schaamte, men moest eens weten. Maar nu? Zo kan het niet doorgaan, dat weet ik. Hoe vreselijk ik het ook vind. Ik moet iets doen. Ik moet mijn eigen werkelijkheid weer kalm in ogenschouw kunnen nemen. Daar past hij niet in. Het is ook zijn eigen schuld , waarom moest hij zichzelf zo bij mij op de voorgrond zetten?

Ondertussen liepen we alsof er geen God bestond, de onheil brengende, als Liefde gepresenteerd.
Ik had me voorbereid op deze situatie dat wel. De oude eendenkooi, een paar passen opzij maar, die ik hem wel zou moeten laten nemen.

We naderden de plek die ik, voordat ik in deze buurt kwam wonen, had gevonden. Zorgvuldig gezocht, zoals iedereen die iets te verbergen heeft en zichzelf moet beschermen dat doet. Ik liet hem voorgaan, hij liep al pratend nietsvermoedend door.
- Heb uw naaste lief als uzelve.- Daar denk ik al jaren over na. Ik ga vóór de ander, dat moet toch de strekking zijn van die opdracht. Ik had me op alles voorbereid . Toch vond ik het moeilijk deze keer, hij is zoveel aardiger. We waren er. De verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht deed me oprecht pijn toen het slot achter hem dichtviel.
Er is ruimschoots voedsel en als hij slim is zal hij een uitweg kunnen vinden.
Ik ga verhuizen, ver ver weg, om te kunnen vergeten. Om de stemmen te laten zwijgen, en ook hem niet meer te horen roepen.
Ik wil verdwijnen naar stilte.
Mea culpa?

Ineke 2014




© Ineke Sikkema. Dit verhaal mag niet worden gebruikt of opgeslagen zonder schriftelijke toestemming van de auteur.
ineke sikkema