Pech
Opstel, zie -persoonlijk-

Hij had pech gehad. Men noemde het zo. Hijzelf niet, hij was er al aan gewend. Aan de gedachte dan, dat het gebeuren zou. Hij was er dan ook niet aan ontkomen. Ik geloof stellig dat hij verbaasd keek, toen het zover was. Toch was de dood nooit afschrikwekkend voor hem geweest. In tegendeel, hij verlangde er wel eens naar, alhoewel dat nooit van hem gezegd zou worden.
Hij was voorkomend, vriendelijk en godsdienstig. Een prettig mens dus. Hij deed veel voor de armen en offerde voor de zending.
Hij was erg nuchter, geloofde nuchter en dacht nuchter na. Uit dit laatste waren heel wat moeilijkheden voortgekomen. Eén moeilijkheid die hij nooit kon oplossen. Het was een kwelling voor hem. Dat was deze:
Hij had een goed doorvoed lichaam. Misschien een klein beetje overvoed.. De gedachte nu, dat, als hij dood zou zijn, hij in een kist onder de grond moest deed hem sidderen.
Een heel leven iets voeden en verzorgen en in goede welstand houden en dan... onder de grond. Hij zag het voor zich:
Hij lag stil en wit, uitgestrekt op bed. Men kwam de maat nemen. Die viel tegen. Natuurlijk, hij was niet voor niets zo rijk geweest. De kist werd gemaakt, hij er in. Bloemen er op. In de lijkwagen. Naar het kerkhof. In de kuil. Misschien nog de beste wensen mee! Dat was niet het ergste. Nee. Maar dan! Direct nog niet. De kist was van goed hout, daar was wel voor gezorgd. Toch, heel lang zou het niet duren dan waren ze erdoor. Ze, de wormen. In zijn leven had hij van één ding een grondeloze afkeer gehad, dat waren wormen. En nu, diezelfde wormen zouden zijn lichaam, zijn trots, ruïneren. Langzaam maar zeker, zou er één been afgepeuzeld worden. Misschien deden ze er een jaar over, misschien iets langer, het kon ook korter zijn! Dan een arm, het andere been.. Verder denken durfde hij niet. Wat zou hij zijn zonder lichaam? De gedachte in het hiernamaals te moeten leven zonder armen en benen, was nog draaglijk geweest. Dat gebeurde hier beneden ook wel, maar zonder lichaam? Die gedachte ontnam hem alle vreugde over hetgeen gebeuren ging.
Hierover lag hij nog te piekeren op zijn sterfbed. Ja, het hield hem zo bezig, dat hij vergat op tijd dood te gaan. Toch is dat te begrijpen nietwaar?
Eindelijk liet hij de dominee komen, omdat hij voelde dat hij op moest schieten. Men begon ongedurig te worden en vreesde dat men zich vergist had. Dat verdriet wilde hij zijn geliefde familie niet aandoen.
Toen de dominee kwam viel hij meteen met de deur in huis en stelde hem voor de moeilijke zaak. Die niet zo moeilijk bleek. Dat hij godsdienstig was heb ik al vermeld. Welnu, hij slikte de woorden van zijn zieleherder dan ook als zoete koek, en voelde zich gereed voor zijn laatste reis.

De volgende dag is hij vredig ingeslapen. Vaak had hij aan de rand van de dood gestaan. Volgens de familie had hij pech gehad dat hij er nu overheen was gerold. Zou het ook pech voor hem zijn geweest? Laten we daar niet verder op ingaan, dan zal de geschiedenis te lang worden.


© Ineke Sikkema. Dit verhaal mag niet worden gebruikt of opgeslagen zonder schriftelijke toestemming van de auteur.
ineke sikkema